Pronouns – niets is neutraal

def_.jpg

Door Adelijn van Huis

De Amerikaanse organisatie Visual Thinking Strategies is al een tijdje geleden gestopt met het woord ‘neutraal’. Waar de gespreksleider voorheen leerde om een ‘neutrale houding’ aan te nemen die tot uiting komt in lichaam, taal en toon, wordt dat nu ‘accepterend en zonder oordeel’ genoemd. Het bewustzijn is gegroeid dat een gespreksleider soms actief moet ingrijpen om kwetsende opmerkingen van hun kracht te ontdoen. Dat is verre van ‘neutraal’ – maar wél in dienst van het kijk- en denkproces van een groep. Het ontmantelen van ‘neutraliteit’ gaat verder, zo ondervond ik toen ik een online training volgde bij dezelfde Amerikaanse organisatie.

In de welkomstmail stond dat ik tijdens de training mijn ‘pronoun’ zou moeten invullen. Met een pronoun (aanspreekvorm) geef je expliciet aan op welke manier je graag aangesproken wilt worden. Er zijn verschillende opties, onder andere: ‘she/her’, ‘he/his’, ‘they/their’, ‘ze/hir’.
Het gaf me ongemak. Ik voelde me onzeker over hoe het zou gaan als ik iemand zou aanspreken die ‘they’ genoemd wil worden. Bovendien voelde ik me ernstig overvallen, dat ik mezelf een aanspreekvorm moest geven en daarmee indelen. Bij de Amerikaanse VTS organisatie is dit de norm  Zo niet hier, voor mij, in Nederland.

Categorieën expliciet maken
Pronouns dwingen bewustzijn af aangaande mijn sekse. Ben ik man -vrouw – onzijdig – beide? Het gebruik van pronouns nam de vanzelfsprekendheid weg voor mij, als heteroseksuele vrouw. Ik was altijd iets zonder daar bij stil te staan. Ik behoor tot een categorie die ik niet zelf gekozen heb, die is er gewoon. ik ben erin terecht gekomen door mijn geslacht. Ik voel verwarring over al die categorieën die ik niet van dichtbij ken – of waarvan ik denk, geen mensen te kennen. Transgender, binair, intersekse. Ik ben van het vrouwelijke geslacht, voel me vrouw en val op mannen. Mijn voorkeur heeft een naam, zo heb ik net geleerd: ‘cisgender’, de heteroseksuele impliciete norm.

We kregen huiswerk ter voorbereiding van de training. Zodoende las ik het artikel beyond bathrooms en bekeek ik de aangeraden website mypronouns.org. Daar las ik hoe ik pronouns moest gebruiken, wat te doen als je de plank misslaat, en waarom het goed is. Dat heb ik gedaan omdat ik nog nooit eerder een pronoun gebruikt had. Na het lezen van de verschillende stukken, voelde ik spanning om deel te nemen aan de training. Ik was bang dat ik mensen verkeerd zou aanspreken. Dat ik de pronouns niet onder controle zou hebben.
Naast deze onzekerheid en lichte angst om het fout te doen (en misschien anderen te kwetsen) ervoer ik ook iets anders. Ik voelde me lacherig, giechelig en, enigszins, gegeneerd. Een deel van mij vindt dit belachelijk. Expliciet maken hoe je genoemd wil worden, hij/ zij/het. Is dit benoemen van de manier waarop je je sekse ervaart de weg naar inclusie? Gaat dit helpen om beledigingen, kwetsen, agressie en uitsluiting tegen te gaan?

Ik weet het niet. Zoals ik eerder zei: ik voel ongemak. Vrij groot ongemak moet ik toegeven. Ik voel in mijzelf dat het verbreden van de categorieën ‘man/vrouw’ wankelheid oproept. Alsof ik houvast verlies. Het categoriseren in ‘jongen/meisje’ heeft me altijd bevreemd. Het is de eerste indeling die er gemaakt wordt na (en zelfs voor) de geboorte, alsof het onze meest basale onderverdeling zou zijn, je hebt mannelijke en vrouwelijke mensen. Barende en bevruchtende mensen. Maar wat zegt het? De onderlinge verschillen tussen mensen zijn veel groter dan deze twee containerbegrippen.

En toch voel ik grote moeite om de vertrouwde indeling op losse schroeven te zetten.

Erkennen van eigenheid
Er zijn mensen die zich niet thuis voelen in deze twee categorieën. Niet gezien, niet gehoord. En als zij nu behoefte hebben aan een aanspreekvorm die dekt hoe zij zichzelf ervaren? Waarom daar dan niet aan tegemoet komen? Een andere stem in mij zegt: kunnen we niet ophouden met mensen in te delen in categorieën? Waarom moet iedereen een eigen hokje hebben? Worden we daar beter van? Iedereen een eigen hokje, een eigen benaming, een eigen unieke niche? Eigenlijk wil ik daar niet aan, aan al die hokjes. Ik wil dat mensen gerespecteerd worden in hun eigenheid, zich erkend voelen. Maar daar zijn we niet. En misschien komen we daar nooit. Mensen maken onderscheid, delen in, ordenen en structureren, het hoort bij ons leven.

Misschien helpt het om expliciet te maken dat ik ook een categorie ben, als ‘oude’ vanzelfsprekendheid: vrouw, wit en hetero. En dat te benoemen, daar voor uit te komen en de onzekerheid aan te nemen door de onzichtbare vanzelfsprekendheid los te laten. Daartoe ben ik bereid. Ik neem mijn stukje van de stretch. Ik hoop dat het ons als mensheid kan helpen, om iedereen te zien voor wie hij/zij/het is.

De ervaring met de Amerikaanse training heeft me geleerd dat het gebruiken van pronouns me van tevoren vreemder leek dan het in de praktijk was. Het ongemak dat De ongemak dat ik voelde is gekrompen. Het vastomlijnde van mijn ‘vrouw zijn’ is wat minder hard. Natuurlijk vraag ik me af of dit voor Nederlandse VTS-praktijken ook de norm zou moeten zijn? Ik probeer tijdens elke VTS-activiteit, of het nu een gesprek, training of workshop is een inclusieve en veilige omgeving te scheppen waarin elke deelnemer zich uitgenodigd voelt om vrijelijk te kijken en te denken. De pronouns horen daar nog niet bij voor mij.

Vorige
Vorige

Neutraal: het tegenovergestelde van inclusief

Volgende
Volgende

Verfrissende traagheid in een tijd van snel-sneller-snelst