Neutraal: het tegenovergestelde van inclusief

Lange tijd vond ik ‘neutraal’ een verhelderend en toepasselijk woord. Het hielp me te begrijpen welke houding ik aannam als gespreksleider, of dat nu om een VTS-gesprek ging over kunst, of een andere onderzoekende dialoog. ‘Neutraal’ leek de lading te dekken. Ik bemoeide me uitdrukkelijk niet met de inhoud van het gesprek. Ik structureerde wel. Ik stelde vragen, en gaf soms terug wat ik hoorde en zag gebeuren. Maar zelf probeerde ik daar als het ware uit te blijven. Zo zag ik dat, dat ik geen partij was, een soort van objectieve buitenstaander zonder belang. Maar ik voel me niet meer op mijn gemak bij het begrip ‘neutraal’, en evenmin bij de beschrijving die ik hierboven geef. 

Inclusie training
Half november bracht ik een week door in Alicante, Spanje. Ik was daar met VTS-coaches en trainers uit vier andere Europese landen om me te verdiepen in het begrip inclusie. Hoe kunnen we daar naar kijken, over nadenken, mee werken? Wat betekent inclusie eigenlijk? Hoe kunnen we er voor zorgen dat VTS gesprekken inclusief zijn? Dat onze trainingen inclusief zijn? De Stichting VTS Nederland inclusief is?
Het is vanwege mijn groeiende bewustzijn over ongelijkheid, privilege en mechanismen van uitsluiting, dat ik het begrip ‘neutraal’ niet meer wil gebruiken. Het is een valse voorstelling van zaken, dat het mogelijk zou zijn om onpartijdig, objectief en afgescheiden aanwezig te zijn bij een gesprek, in de samenleving, in de wereld. ‘Neutraal’ bestaat niet, omdat wij allemaal geboren worden binnen een specifiek gezin, op een bepaalde plaats, in een land, in een cultuur. En daarmee kennen we bepaalde ervaringen en manieren van kijken van binnenuit. En andere niet.

‘Neutraal’ is een onhoudbare positie omdat het stelt dat er boven of buiten de vele perspectieven een punt bestaat los van alle gekleurde, persoonlijke invalshoeken. Dat er een plaats is van waaruit je op een afstandje kunt bezien hoe iedereen denkt en doet. Dat je jezelf zou kunnen loskoppelen en in dienst van iedereen zou kunnen stellen, met de beste bedoelingen overigens. Deze wensdroom kunnen we beter loslaten, ook als het gaat om gespreksvoering. Het is een pertinente onjuistheid te geloven dat die ‘lege’ positie bestaat.  

In Alicante vulde ik een taart-achtig schema in, een rondje in taartpunten ingedeeld, met in elk van de punten maatschappelijke categorieën. Om een idee te geven, enkele voorbeelden van die categorieën: opleidingsniveau, huidskleur, taalbeheersing, religie, gender, seksuele voorkeur, rijkdom, huizenbezit. Hoe verder naar buiten, hoe minder maatschappelijke status. In het midden leven de geprivilegieerden die in alle categorieën hoog scoren. Mijn vlek week weinig af van het midden. 

We lazen een artikel over identiteit en privileges. Dat stelde dat als je tot de dominante groep behoort, je niet weet dat je een privilege hebt ten opzichte van anderen die niet binnen die groep vallen. Dat je de ervaring van anderen die verschillen van jou, niet kent. Terwijl degenen die het privilege niet hebben zich daar voortdurend toe moeten verhouden, noodzakelijkerwijs een dubbel bewustzijn hebben. We luisterden een podcast waaruit voor mij heel duidelijk werd dat het begint met geloven dat die ander een andere ervaring heeft dan jij, en dat als de ander je erover vertelt je moet aannemen wat zijn of haar beleving is. Niet sussen, kleiner maken, bagatelliseren of in je eigen perspectief plaatsen. 

Dit kan je overigens ook heel goed thuis toepassen met je kinderen of partner ;-) Het gaat over samenleven en werken in een maatschappij, maar ook over samenleven in het klein - kan ik uit ervaring delen.

Denken is niet doorzichtig
Ik ben een specifieke persoon, met een eigen geschiedenis, opmaak en opvoeding, ingebed in een cultuur waarin bepaalde manieren van denken en organiseren ‘gewoon’ zijn. In de Westerse samenleving zijn we bijvoorbeeld sterk gericht op resultaat, dingen doen, plannen maken en volharden in die plannen. Bepaalde bevolkingsgroepen trekken systematisch aan een korter eind. Dit veranderen is een klus. Het vraagt om uithoudingsvermogen, het verdragen van ongemak en persoonlijke moed. Ik geloof dat kijken naar de manieren waarop we denken en betekenis toekennen een begin is van het ontmantelen van de structuren die bepaalde groepen mensen kleineren en benadelen. Dit klinkt nu heel politiek! En dat is het ook. 

David Bohm* heeft mij geholpen om de invloed van het denken te zien dat ten grondslag ligt aan de dagelijkse gang van zaken. Het gaat dan om de waarden die we hanteren, en de aannames die we nooit ter discussie stellen. Hij benoemt de verstrekkende invloed van dit denken, en dat het onmiddellijk ordent wat me meemaken. Ons denken lijkt doorzichtig te zijn, en daarmee afwezig. Maar dat klopt niet. Ons denken kleurt de waarneming, en stuurt uiteindelijk ons handelen als mens. Dat is nooit en te nimmer uit te schakelen. En dat lijkt me ook niet wenselijk, zoals het woord ‘neutraal’ lonkend lijkt te suggereren. 

Wat volgens mij wél kan: proberen me van dit fenomeen bewust van zijn, ernaar kijken, me laten corrigeren door anderen, reflecteren op wat ik zie en doe. Dit houdt in dat ik innerlijk probeer waar te nemen hoe ik reageer op (uitspraken van) anderen, en die reacties niet één op één uitleef. Enthousiasme, irritatie of de drang om ‘er iets tegenin te brengen’ probeer ik op te merken alvorens er iets mee te doe. Er ontstaat een tussenruimte waarin ik kan kijken naar de gewaarwordingen, en kan ik me, in het ideale geval, in een split-second, afvragen wat ik ermee wil doen; parkeren, inbrengen, een vraag stellen. ‘Zonder oordeel aanwezig zijn’ zou je het kunnen noemen. Of misschien preciezer: ‘met uitgesteld oordeel aanwezig zijn’. 

VTS-gesprek
In een VTS-gesprek krijg je op een natuurlijke manier feedback op je eigen denken. Dat is wat ik er zo mooi aan vind. Dat je voelt dat er altijd meer is dan wat je zelf ziet, weet en denkt. ‘Kijken’ betekent opgaan in het kunstwerk, afdalen in jezelf, je omhuld en opgenomen voelen in het werk, je verbinden met de anderen die net als jij, ook een ervaring hebben van datzelfde beeld. Met het uitspreken van die ervaring, delen zij die met jou, en jij de jouwe met hen, waardoor ze ineens heel dichtbij kunnen komen. ‘Kijker zijn’ in een VTS-gesprek betekent idealiter, binnenstappen in een nieuwe wereld van verbondenheid, verwondering en overgave. Je hoeft niet bang te zijn om foute antwoorden te geven, het gaat om het onderzoek, en daarin zijn alle gewaarwordingen, observaties en/of achtergrondkennis welkom. Je kunt zijn wie je bent, en delen wat je wilt, niets moet, en de uitkomst is open. 

Maar in een VTS-gesprek gaan alle observaties door de mond van de gespreksleider. Zij vat alles samen en richt de verdiepende vraag aan de spreker. Het bevattingsvermogen van de gespreksleider omlijnt de mogelijkheden van het gesprek. Geen afzijdigheid dus, wat ‘neutraal’ impliceert. Met de inhoud van het gesprek ben ik verbonden doordat die door me heen gaat terwijl ik luister en parafraseer. Ik ben volop aanwezig als Adelijn van Huis met alles wat ik ben en bij me heb. ‘Doordat jij alles samenvat, wordt het gelijkwaardig, los van de persoon’, zo zei een deelnemer aan een gesprek mij eens. ‘Er is geen wrevel, irritatie of bewondering gericht op personen. Het komt allemaal naast elkaar te staan. En daardoor kan ik beter horen wat er gezegd is.’ Misschien niet neutraal, maar wel, de gespreksleider als een soort buffer, een filter, die gelijk behandelt en daarmee waardeert, zodat de inhoud van het gezegde sterker naar voren kan komen. Maar die filter heeft dus een substantie die belichaamd is in de persoonlijkheid en geschiedenis van de gespreksleider. 

De aard van het filter
Welke belevingswerelden kan ik bevatten, en welke ontgaan mij? En is het nodig dat ik ze ken? Of kan ik in abstracto horen dat er over een bepaald onderwerp gesproken wordt, en kan ik dat teruggeven zonder de inhoud te hebben ervaren? Moet ik anders gaan luisteren, om zo het denken op de staart te trappen? Zodat ik bewust anders kan gaan samenvatten? Welke consequenties heeft het voor mij als gespreksleider, als ik mij oprecht wil inzetten voor inclusie? Wat ik weet is dat ik me actief wil verdiepen in leefwerelden die ik niet ken, zeker als ik wél werk met mensen uit die andere werelden. De maatschappelijke status quo is niet bevredigend voor mij. Ik wil me inzetten voor rechtvaardiger samenleven. Dat is mijn agenda. Die is niet leeg of neutraal. Die is vol en uitnodigend. 


*) David Bohm, Over dialoog: Helder denken en communiceren (2018)

 

Vorige
Vorige

VTS: learning by doing

Volgende
Volgende

Pronouns – niets is neutraal