Proefschrift Abigail Housen: over persoonlijk geluk en een parel

Door Ingemarie Sam

Ken je dat, dat je uit een verzameling een exemplaar mist dat je maar niet kunt bemachtigen? Zoals bij verzamelingen van postzegels of Pokemonkaarten, maar ook bijvoorbeeld als je van een bestek een vork mist? Waar zou die zijn, denk je dan, en hoe zou ik eraan kunnen komen? Je wordt erg blij en gelukkig als je die vork vindt, of te horen krijgen dat iemand je het nog ontbrekende exemplaar wil geven. Zulk geluk ervaarde ik toen ik eindelijk na lang zoeken kopie van het proefschrift van Abigail Housen ontving, een document dat ik zo graag aan mijn verzameling van 500+ publicaties over VTS zou toevoegen.

Sinds ik in 2020 startte met mijn promotieonderzoek naar VTS ben ik ernaar op zoek, dit proefschrift uit 1983. Er waren er nog twee in bibliotheken in de VS zo bleek, maar een kopie kon ik niet te pakken krijgen, ook niet via mijn eigen Tilburg University-bibliotheek, wat toch vaak een vruchtbare route was gebleken. En nu ik het in handen heb, begrijp ik ook waarom. In haar proefschrift heeft Housen namelijk vermeld dat alleen met haar toestemming kopieën mochten worden gemaakt. Ze is overleden, en ervoor was ze lang ziek, dus aan haar kon het niet meer gevraagd worden. Maar wie zoekt, die vindt, en zo kreeg ik uiteindelijk via de directeur Em Miller van VTS Organisation contact met Tara Geer, de dochter van Abigail Housen. Zij stuurde me de pdf van het proefschrift. In deze nieuwsbrief-bijdrage deel ik graag meer informatie over de inhoud van dit belangrijke proefschrift.

Kern van die inhoud is de Vijf-Fasen-Theorie over Esthetische Ontwikkeling, het leren begrijpen en waarderen van kunst. In VTS trainingen wordt er ook aandacht aan besteed. In die theorie vatte Housen haar jarenlange promotieonderzoek samen naar wat er eigenlijk gebeurt als mensen naar kunst kijken. Ze beschrijft in de inleiding van het proefschrift hoe ze vanuit jeugdervaringen daarin geïnteresseerd is geraakt. Doel van haar promotieonderzoek was om een methode te ontwikkelen waarmee bepaald zou kunnen worden welk niveau van het begrijpen van kunst iemand heeft. Daarvoor maakte Housen gebruik van modellen over esthetische ontwikkeling die er al bestonden. Het proefschrift bevat een gedegen onderbouwing van de Vijf-Fasen-Theorie vanuit wetenschappelijke literatuur over die eerdere modellen. In totaal 90 personen van diverse leeftijdscategorieën namen deel aan het onderzoek. Ze werden gevraagd om over hun ervaring te vertellen als ze naar een print van een kunstwerk keken. Dat waren open vragen. Daarnaast werden er een paar gesloten vragen gesteld over leeftijd, opleidingsniveau en ervaring met kunst.

Deelnemers vertelden uitgebreid wat er in hen opkwam: waar ze naar keken en over dachten als ze naar de afbeelding keken. In die open vragen kunnen we VTS al herkennen, VTS is daaruit gegroeid. De reacties werden beschreven en gecategoriseerd. Het kwantitatieve onderzoek kan als goed en wetenschappelijk worden gekwalificeerd en was inductief. Dat wil zeggen dat de categorieën bepaald werden door goed te kijken naar de verzamelde data en de hoofdthema’s te beschrijven. Op basis van dit onderzoek concludeerde Housen dat leeftijd en ervaring met kunst beide invloed hadden op het esthetisch niveau. Later zou ze echter deze conclusie aanpassen en melden dat het slechts de ervaring met kunst is wat het effect geeft, niet de leeftijd. Naast de beschrijving van de vijf fasen van esthetische ontwikkeling zoals die ook in het latere boekje van Yenawine is vermeld (Nederlandse vertaling is beschikbaar), bevat het proefschrift ook uitgebreide informatie over de scoringsmethode, en een betrouwbaarheidstest van deze methode.

Een pareltje, en voorbeeld van goed wetenschappelijk onderzoek, is dit proefschrift voor iedereen die met VTS bezig is en meer zou willen weten van de wetenschappelijke basis ervan. In mijn promotieonderzoek heb ik geanalyseerd op welke manier Housen wetenschappelijke theorieën heeft verwerkt in VTS.  Ik heb daarvoor dezelfde theorieën over esthetische ontwikkeling gebruikt die Housn vermeldt in het theoretisch kader voor de Vijf-Fasen-Theorie in dit proefschrift, aangevuld met de theorieën die zij later beschrijft in artikelen over VTS. In die zin is mijn proefschrift dus een vervolg op Housens werk (verwachte publicatie eind dit jaar). Dat voelt als een hele eer.

Literatuur:
Housen, A. (1983). The Eye of the Beholder: Measuring Aesthetic Development. PhD dissertatie. Graduate School of Education, Harvard University.
Yenawine, P. (2021). Visual Thinking Strategies - Met kunst het leren op school verdiepen. Uitgeverij SWP.

Adelijn van Huis